monument in WesternielandNa de laatste bedijking van de Hunze-boezem, rond 1350, werd dit dorp gesticht en heette toen Mariaburen.

Opvallend is dat de dertiende-eeuwse NH-kerk niet midden in het dorp staat maar aan de westzijde. Dit is het gevolg van de Kerstvloed van 1717 die bijna het hele dorp wegspoelde. Hierna werd het meer oostwaarts weer herbouwd.

De bewoners hielden zich vroeger bezig met de robbenvangst. Een stille getuige hiervan is het grafschrift van de in 1871 gestorven robbenjager Tjark Visser.

Westernieland is ook de geboorteplaats van de bekende cabaretier Freek de Jonge (1944).

Westernieland ligt tussen de dorpen Pieterburen en Den Andel, aan het einde van het Westernielandstermaar, die hier tot 1520 via de Hiddingezijl en de Oude Riet uitmondde in de zee. Westernieland ontstond op een kwelderwal, die rond 1350 werd bedijkt. Na de Kerstvloed werd op anderhalve kilometer ten noorden van Westernieland een nieuwe zeedijk aangelegd. In 1811 werd ten noorden daarvan de Noordpolder aangelegd en in de jaren 1940 ontstond ten westen daarvan de Linthorst Homanpolder. Het noordelijk deel van Westernieland wordt Kaakhorn genoemd.

Vroege geschiedenis

De oude naam voor Westernieland is Mariaburen. Deze naam komt reeds voor in geschriften rond 1000 na Chr., maar of het hier om dezelfde plaats gaat is niet bekend. In de periode tot ongeveer 1200 na Chr. ontstond een kwelderwal die liep vanaf Wierhuizenvia Pieterburen en Westernieland tot aan een kwelderwal bij Den Andel. Mogelijk werd de kwelderwal toen al bewoond. Aan zuidzijde van het dorp staat de boerderij Rixtumaheerd op een oude huiswierde. In de jaren 1960 werden hier onder een laag schelpen resten van menselijke bewoning aangetroffen, die mogelijk uit deze periode of eerder kunnen dateren. Rond 1200 na Chr. ontstond een periode van transgressie. In 1300 werd op de kwelderwal een dijk gelegd tussen Wierhuizen en Pieterburen (langs Oudedijk). Deze dijk (de Zeeborg) werd rond 1350 doorgetrokken langs de plek van het latere Westernieland en verder langs Den Andel naar Warffum. In de dijk werd de Hiddingezijl gelegd, waarmee de noordelijke arm van de Hunze werd bedijkt. Deze streek werd bekend als ‘Nova Terra Sancti Petri’; het ‘nieuwe land van Pieterburen’, al snel afgekort tot ‘in den Nijenlande’ of kortweg Nijlandt. Ter onderscheiding van het dorp Nijlandt nabij Roodeschool (het huidige Oosternieland) werd al snel gesproken van Westernieland. De eerste vermelding van Westernieland dateert van 1447. Tijdens verschillende perioden werd het dorp gespeld als Westernylandt (1687), Wester Nijelande (1697) en Westernielandt (1786). Tot de overstroming van 1717 bleef echter ook de naam Mariaburen in gebruik.

Dijkdoorbraken

In de eerste eeuwen had het dorp veel te stellen met de zee. Regelmatig braken de dijken door, zoals bij de Allerheiligenvloed in 1570 en bij de Sint-Maartensvloed van 1686, toen in het dorp 60 mensen, 221 koeien en 29 paarden verdronken en 38 huizen werden vernietigd. De ergste overstroming was echter de Kerstvloed van 1717 toen 78 mensen, 66 paarden, 219 koeien, 21 varkens en 747 schapen verdronken en van de 50 huizen er 35 werden verwoest en 11 onbewoonbaar werden, zodat het dorp nog maar vier huizen telde. Bij deze overstromingen ontstonden ook een viertal kolken langs de huidige Kaakhornsterweg en het Kaakhornsterpad. De dijk werd vervolgens in 1718 1,5 kilometer naar het noorden verschoven en het dorp werd vervolgens herbouwd aan oostzijde van de kerk, die sindsdien aan de rand van het dorp staat. Door de nieuwe dijk bleef het dorp gespaard voor nieuwe overstromingen. Van de oude dijk resteert alleen een klein stukje ten oosten van Hiddingezijl, dat in eigendom is van het Groninger Landschap als het ‘kleinste natuurgebied van Groningen.

Bedrijvigheid en ontwikkeling van het dorp

Cafe Westernieland.JPG

Café-slijterij van Westernieland rond 1978

Westernieland - oude slijterij.jpg

Hetzelfde gebouw in 2011

IMG_1007De bevolking van het dorp was eeuwenlang voornamelijk gericht op de landbouw. Verder was er enige kleine nijverheid zoals bakkers, kappers, een kruidenier, smid, schoenmaker en café. Het dorp had ook een haventje waarbeurtschippers hun goederen oversloegen. Bekend was ook de villerij van de familie Visser, die zich toelegde op de robbenjacht. Het bekendste lid van de familie Visser was Tjark Derks Visser (1779-1871) wiens huis bekend stond als de ‘tjaarkerij’. Hij legde zich ook toe op jutten en het redden van mensen uit zee. Het verhaal gaat dat hij een ladder tegen zijn schoorsteen had staan, en een stoel er bovenop. Bij slecht weer klom hij naar boven en speurde met zijn kijker over het Wad. Op zijn grafsteen op het kerkhof staat het volgende gedicht: Tot aan zijn vijf en vijftig jaren / Heeft hij de Wadden steeds bevaren / Zeehonden vangen was zijn werk / Bij vlijt en zuinigheid zoo sterk / Om zes en dertig jaar alhier / Te leven als oud rentenier. De laatste Groninger robbenjager was Ko Teerling, die vanuit Noordpolderzijl doorging met de robbenjacht tot het landelijk verbod daarop in 1957.

In 1939 begonnen de werkzaamheden voor de inpoldering van de Linthorst Homanpolder, waarvoor achter Kaakhorn twee barakken werden gebouwd om de mensen die in het kader van de werkverschaffing hiermee bezig waren te kunnen huisvesten. Al snel bleek het complex te klein en werd een kilometer noordelijker aan de dijk van 1718 DSC_0019het kamp ‘De Slikken’ gebouwd om de duizenden arbeiders te kunnen huisvesten. De polder werd in 1947 voltooid. Tussen 1946 en 1951 werden in het kamp 500 tot 800 NSB’ers gehuisvest, die in 1948 ook een aantal huizen in Kaakhorn bouwden voor de kampopzichters. Later werden de meeste barakken gesloopt, maar een drietal is nog in gebruik als groepsaccommodatie.

Met de intrede van de landbouwmechanisatie verdween de werkgelegenheid en trokken veel jongeren naar elders om een nieuw bestaan op te bouwen. Rond 1950 werd het dorp in het kader van het 1000 Woningen Plan uitgebreid met twee straten met Wederopbouwarchitectuur; rijtjeswoningen en vrijstaande woningen aan de Addingalaan en de Jan Heidemastraat. Het dorp kreeg in 1957 aansluiting op het waterleidingnetwerk.

De bedrijvigheid nam af en halverwege de jaren 1980 verdween de laatste middenstander. Het dorp trok net als de aangrenzende dorpen Pieterburen en Den Andel in de jaren 1970 en 1980 veel mensen die er kwamen voor de rust en de rustieke uitstraling. In de jaren 1980 kreeg het dorp een diepriool en werden trottoirs aangelegd. Er ontstonden nieuwe activiteiten zoals een hotel-restaurant in de oude smederij en een SVR-camping. De bevolking van het dorp neemt echter nog steeds af.

DSC01664In 2009 werden 18 woningen gesloopt om er 3 twee-onder-één-kap-woningen voor terug te bouwen.