Zoeken

meestermeurs van de basischool in Westernieland vertelt, Sibert Meurs (1935) was van 1958 tot 1965 hoofd van de Openbare Lagere School in Westernieland.

Hij heeft de overgang meegemaakt van het oude schoolgebouw (aan de D. Wierengastraat, nu Dorpshuis en Turnzaal) naar het nieuwe (aan de Jan Heidemastraat, dat onlangs verbouwd is tot woon- en werkpand).

Het dorp hoorde toen bij de gemeente Eenrum en de verhoudingen en omgangsvormen waren anders dan we nu gewend zijn. Nu woont Sibert Meurs, samen met zijn vrouw Jannie, in Lelystad.

Baret

Ik was pacifist; had ook bij de keuring voor het leger al aangegeven dat ik een beroep op de dienstweigeringswet zou doen. Omdat er in de vijftiger jaren groot tekort was aan onderwijsmensen in kleine dorpen buiten de Randstad hoefde ik niet te weigeren. Ik kreeg vrijstelling van militaire dienst toen ik in Westernieland werd aangesteld.

Als enthousiast trombonist  blies  ik al gauw mijn partijtje mee in muziekvereniging Orpheus in Eenrum. Het was de tijd dat korpsen voor het eerst in uniform werden gestoken. Zo ook Orpheus. Een uniform met een baret. Het stond mooi, vriendelijk  en minder manhaftig dan al dat gedoe met petten, waar veel korpsen voor kozen. De gemeente Eenrum had in die tijd de jongste burgemeester van ons land: burgemeester Amerika. Hij was opgeleid bij de KMA, de Koninklijke Militaire Academie. Hij was dus opgeleid tot beroepsmilitair.

Uiteraard had hij problemen met mijn anti-militarisme. Dat kon hij nooit verbergen als hij bij Orpheus weer eens “de erewacht inspecteerde”. Hij kwam dan vóór me staan, rukte wat aan mijn baret en mopperde: ”Nou, je kunt het wel zien: nooit in dienst geweest!”.

Sibert Meurs

Brief

De meester was in de zestiger jaren in Westernieland nog een man met enige status. In elk geval sprak hij een paar andere talen dan Nederlands alleen.

Een oud-leerling was gaan varen. School was niks voor hem, dat had hij al lang geleden uitgevonden. De wijde wereld in, dat leek hem wel. Het avontuur trok en je verdiende er nog een aardige cent mee ook. Nu en dan was hij even terug in het ouderlijk huis. Met de nodige sterke verhalen natuurlijk. Thuis lag er een brief te wachten tot hij, de geadresseerde, hem zou opensnijden. Jammer nou, die brief was geschreven in een taal die hij niet kon lezen. Dan maar even naar de meester.

En daar kwam Gerrit – zo zullen we hem maar noemen –  beleefd maar vol bravoure vragen of de meester de brief even voor hem wilde vertalen. Dat wilde de meester vanzelf graag voor zijn oud-leerling doen. Eerst die brief maar even dóórlezen voordat hij de vertaling oplas, leek hem het beste. Bij lezing bleek dat ook een juiste aanpak, want de brief vermeldde dat een schatje in een Engels stadje zwanger was van Gerrit. Dat was even buiten berekening.

Iets meer timide dan toen hij kwam verliet de knaap de hoofdenwoning.

Sibert Meurs

Pieciefiek

In 1961 konden we de net gebouwde meesterswoning betrekken. Spic en span! Eén ding moest er nog gebeuren: het tegelpad naar voordeur en garage. Er kwam iemand van de gemeente. Een heel aardige man met een Unimog, die de gemeente net nieuw had aangeschaft. Op die sterke werkauto een bergje zand, een kruiwagen en een spade. De doorgaande straat werd even afgesloten met een bord dat dit aangaf. De beambte ging voortvarend  aan het werk.

Bij de koffie raakten we met hem in gesprek. We vroegen naar wat zoal zijn taken waren. Hij maakte zich breed en sprak de gedenkwaardige woorden: ”Ik doe geen alledaagse klusjes. Ik ben alleen voor de piecifieke obsjekten.”

En jawel hoor, toen we even later de straat in wandelden stond daar het bekende gele bord met de tekst “OPSTAKEL”.

Sibert Meurs

Sint

Als jonge, idealistische “Westerling” kwam ik het dorp in. Twee kleine lagere scholen waren er: de openbare en de artikel 31-school. Die laatste heette in de volksmond “de vrijgemaakte”. Het duurde lang voor ik begreep waaraan de school die naam te danken had. Mijn school was oud, héél oud: in 1872 gebouwd, las ik. ‘t Was merkbaar: geen centrale verwarming maar kolenkachels, geen leidingwater binnen. We moesten het doen met één kraan aan de buitenmuur.

Met lichte gevoelens van jaloezie maakte ik een afspraak met mijn gereformeerde collega om eens kennis te maken: hij had een prachtige nieuwe school! Ik was gewaarschuwd:”Meester, samenwerken met die groep is moeilijk hoor!”  Ach, het zou wat, dat zou ik wel eens doorbréken! Over twee maanden was het Sinterklaas. Dat moesten we toch met die twee schooltjes samen kunnen vieren?!

‘t Gesprek verliep correct, maar uiterst formeel. Nadat er wat ijs gebroken was deed ik mijn voorstel: samen in de enige cafézaal Sint vieren, was dat geen goed idee? De gedachte werd in stille ijzigheid ontvangen. Toen kwam het antwoord:”Mijnheer Meurs, wij vieren geen sinterklaasfeest, want dat is een paaps feest!”

Toen ik terugwandelde naar mijn eigen schooltje was de jaloezie aardig weggeëbd.

Sibert Meurs

Werk

De school ging uit om kwart over drie. Op een twee”mans”school (sorry hoor, Juf Hennie Nienhuis!) zijn er niet zoveel personeelsvergaderingen nodig. Ik was dan ook  – zeker in de zomermaanden – om half vier thuis. Wel met een stapeltje nakijkwerk natuurlijk en een paar boekjes om de lessen voor de volgende dag voor te bereiden, maar toch, wat een luxe!

Achter de hoofdenwoning hadden we een stukje moestuin met wat sla, sperzieboontjes en witlof. En verder een bloemenborder met riddersporen en monnikskappen, zo mooi als ik ze nooit meer in m’n leven heb kunnen telen. Ach ja, het geheugen is een wonderlijk instrument! Als meester zo in de tuin bezig was liepen de mensen wel eens langs. Altijd met een groet, vaak met wijze raad: zo’n schoolmeester zou immers wel niet zoveel van tuinieren afweten! Soms ook – als ze je in overall een stuk tuin zagen omspitten – lieten ze hun waardering blijken: ”Zo, meester, ook aan het werk?”

Sibert Meurs

 

IJs

Ik was opgegroeid in een dorp. Weliswaar een dorp in Noord-Holland, maar toch: ik wist hoe een dorpssamenleving functioneerde. Toen ik in Westernieland kwam wist ik dus dat er een aantal klussen op me lag te wachten. Alle baantjes die mijn voorganger open had gelaten namelijk. Zo werd ik ook voorzitter van de ijsvereniging. Jarenlang ging dat prima: eenmaal per jaar een ledenvergadering in café Van Dijk, later café Veringa, en dat was het. Het was bar gezellig, er werd veel gelachen en  – och ja – er werden ook wel eens wat veel van die kleine glaasjes geleegd. Maar geen gedoe met ijs en zo.

Het ging op deze manier prima tot 1963. Dat wérd me een winter, de winter met die barre elfstedentocht! Onze Westernielandse ijsbaan was de gracht rond de boerderij van Polman. Een mooi baantje, lekker in de luwte gelegen. Het was er gezellig en we organiseerden met de ijsvereniging eindelijk weer eens wedstrijden. Er was maar één nadeel voor een niet zo enthousiast ijsliefhebber als ik: de baan moest elke avond “behandeld” worden. Als de dorpelingen, lekker rozig geworden na de ijspret, heerlijk thuis naar de radio zaten te luisteren of een boek lazen, moest het bestuur de kou in. Met gieters water liepen we de scheuren langs en goten die vol water, zodat de volgende morgen de baan weer “als nieuw” zou wezen.

Wat een genot, het verenigingsleven!

Sibert Meurs

Schoolfeest

Tot 1960 maakten alle vijftig leerlingen van de school hetzelfde eendaagse schoolreisje. Toen vond ook de oudercommissie dat we best eens wat anders konden bedenken en we maakten plannen om met de klassen 4 en hoger een driedaags reisje te gaan maken. We gingen vaak op de fiets, maar soms ook per bus naar Drouwenerzand, Noordlaren, Spier. Wat een belevenis! We citeren uit een schoolreisverslag van Geertje (Wijma-) Nekkers:

‘Om tien voor zes was ik bij de school, er waren al heel veel. Om zes uur vertrokken we. Wat was het een gezwaai en gejoel. We gingen over Den Andel. Het was nog heel stil en iedereen sliep nog. In Sauwerd waren we om zeven uur en het werd al drukker. In Adorp kwamen we geen een tegen, doch in Groningen was het tegenovergestelde. De auto’s raasden je voorbij.’ Het waren steeds heerlijke dagen waarbij we prima werden begeleid door leden van de oudercommissie of hun partners. De heren Prins, De Vries en Kadijk herinner me ik nog goed, evenals de dames Hofman en Faber. Ik had de kinderen op het hart gedrukt dat de dames mevrouw genoemd zouden worden. Toen ik mevrouw Faber een jaar later weer vroeg mee te gaan stemde ze hierin toe, als de kinderen dan maar weer gewoon vrouw Faber mochten zeggen.’

Ja, soms ging het wel eens anders dan thuis. Uit een ander schoolreisverslag: ‘Er werd druk gebruik gemaakt van de douches. De voeten werden fijn schoon, de tanden ook en onze onderkleding werd uitgedaan onder de pyjama. Wat een gemopper!’

Sibert Meurs

Taart

Ik was jarig. Mijn ouders woonden in Noord Holland, konden niet op de verjaardag komen en regelden dat er een verjaarstaart  bezorgd zou worden. Geen probleem. In Westernieland was een bakker. Bakker Van de Wal van de Dirk Wierengastraat.

Ze moesten natuurlijk aangeven hoeveel de taart mocht kosten. Och, als je zoon jarig is doe je niet kinderachtig en maak je er een leuk bedrag van en dat gebaseerd op het prijsniveau van de Randstad.

Toen de taart werd bezorgd was de verrassing compleet. Hij was zo immens groot geworden dat hij niet eens meer rond te krijgen was. Het lekkers was vervormd tot één grote, uitgezakte deegbal met héél veel erg zoete versiering er bovenop. Het prijsniveau van Westernieland verschilde zoveel van het westen dat er wellicht voor het aangegeven bedrag vijf taarten hadden kunnen worden gebakken.

En de smaak? Mwah, er hebben veel kinderen stukken van gekregen en zelfs die…

Sibert Meurs

Karnemelk

Westernieland in de zestiger jaren van de vorige eeuw was een echt dorp. Een dorp met zijn gezelligheid, zijn hulpvaardigheid, zijn rijke verenigingsleven, maar ook een dorp met een soms wat hinderlijke  – laten we zeggen – sociale controle.

Wij trouwden in 1961 toen de hoofdenwoning opgeleverd was. Het hele dorp zat daarna gespannen te wachten wanneer mevrouw zwanger zou worden. Kocht ze drie keer achter elkaar karnemelk? Ja hoor, ‘t is zo ver! Als kort daarna de (stoffen) bandages toch weer aan de waslijn hingen ging er een zucht van teleurstelling door de buurt.

Het werd Mevrouw Karsijns, de echtgenote van de plaatselijke kruidenier, te gek. Die onzekerheid was slopend! Ze ging gewoon maar eens op bezoek, dan zou ze het wel te weten komen. In huis was zo op het eerste gezicht niets te merken. Dan maar gewoon ernaar gevraagd. Nee, niet zwanger, was het antwoord.

Jammer! Jammer! Jammer!

Sibert Meurs

Koek

Ik ging op bezoek bij een rijk, oud echtpaar in een buurdorp en stapte een immens grote boerderij binnen. De reden van mijn bezoek herinner ik me niet meer en dat is vreemd, want het bleek  al gauw van belang. Het was half tien, maar buiten in de zon stond al een pannetje aardappels te warmen. Dat zou tegen twaalven minder gas vergen, werd me duidelijk gemaakt. Milieubewust avant la lettre! Ik werd vriendelijk  ontvangen, maar had wel enige moeite  mijn verbazing te verbergen: het was 1959, maar de woninginrichting deed vermoeden dat we in 1859 leefden.

Na enkele inleidende zinnen kreeg ik de vraag voorgelegd voor wie van beide echtelieden ik eigenlijk was gekomen. Het antwoord bleek bepalend voor uit wiens koffiebus de koffie gezet zou worden. Er kwam ook een koekje bij. Uit wiens koektrommel dat zou komen was nu geen vraag meer. Ik mocht zelfs twee biscuitjes kiezen. Toen ik dat deed, werd mij duidelijk gemaakt dat het tweede koekje ook voor bij het tweede kopje koffie bedoeld was.

Rijk, oud, zuinig, zonder kinderen en op huwelijkse voorwaarden getrouwd.

Vijfenvijftig jaar later lees in in mijn krant: ”Kredietcrisis maakt slachtoffers!” Inderdaad: we leven in een andere tijd.

Sibert Meurs

Slager

In Westernieland was geen slager. In Pieterburen wel. Die heette slager Slager, of gaat mijn fantasie nu met me op de loop? Die slager bediende ook de inwoners van Westernieland. Je hoefde niet naar Pieterburen toe. Welnee, de slager kwam aan huis de bestelling opnemen en later bezorgen.

In 1961 kwam de vriendelijke man ook aan onze deur. Hij had een overrompelend argument om bij hem ‘t vlees te gaan kopen. ”Ik dacht, u bent Hervormd, ik ben Hervormd, dus u wilt vast wel klant van me worden”.

Het antwoord: ” Beste mijnheer, wij zijn helemaal niet Hervormd, maar we willen best klant bij u worden”, verraste hem zeer. Toch zal hij aan ons niet veel hebben verdiend: het salaris van het hoofd van een kleine school was in die tijd nog geen driehonderd gulden in de maand. Dat liet kopen van veel vlees niet toe.

Sibert Meurs

Stoetboom

stoetboomOp de zolder van de school stond een stoetboom. Daar vielen elk jaar bij het begin van het schooljaar zoveel takken af als er nieuwe eersteklassers waren. Dat waren niet zomaar takken, nee, het waren takken zwaar van lekkers. Per definitie krentenbollen natuurlijk. Die kreeg je niet al te vaak; dat was lekkernij! Als de eerste schoolochtend voorbij was werden ze uitgedeeld. Wat een heerlijke mijlpaal in het kinderleven!

Een kleuterschool hadden we zestig jaar geleden niet in Westernieland. Daarvoor gingen sommige kinderen naar Pieterburen. Voor velen was de eerste dag in de eerste klas tevens een eerste kennismaking met het instituut school. Ze hadden er al veel van gehoord. Van broertjes en zusjes, van vriendjes en vriendinnetjes die net even ouder waren. Wat een spannende gebeurtenis! Ook voor de ouders was het een mijlpaal: weer een kindje naar de Grote School.

Sibert Meurs