monumentenmonumenet in Westernieland

In 1938 werd kamp De Slikken achter Kaakhorn gebouwd (iets ten noorden van de huizen, aan oostzijde van de Schaapweg) voor duizenden arbeiders van de werkverschaffing (Rijksdienst voor de Werkverruiming) die in de periode van 1939 tot en met 1945 een deel van de kwelder indijkten, de Polder de Slikken; de tot dan toe onbedijkte kwelders achter de gemeenten Baflo en Eenrum. Later werd een groter barakkenkamp gebouwd op ongeveer een kilometer ten noorden van het gehucht. De werklozen, die uit alle delen van Groningen, maar ook uit het Westen kwamen, moesten er min of meer gedwongen meewerken aan het zware handwerk; werkweigering betekende het verspelen van de rechten op financiële bijstand. Na de oorlog werden er tot 1949 NSB’ers en andere politieke delinquenten in het kamp De Slikken opgesloten.[1] Zij moesten werken in de polder en waren ook betrokken bij de bouw van een aantal van de volkshuisvestingshuisjes in Kaakhorn direct na de Tweede Wereldoorlog. De barakken van het kamp zijn bewaard gebleven. Omdat de daken asbest bevatten, zijn deze later door rode golfplatendaken vervangen. Na de oorlog kreeg de nieuwe polder de naam Linthorst Homanpolder. Het kamp werd grotendeels afgebroken en het restant (drie barakken) werden omgevormd tot een recreatieverblijf.

Dertienhonderd werkloze mannen zouden er aan de slag kunnen, waarvan zeshonderd doordeweeks in het nieuw te bouwen werkkamp in Westernieland zouden wonen. De rest zou dagelijks in twintig bussen van Groningen naar Westernieland worden vervoerd. Voor opzichters werden op Kaakhorn nieuwe huizen gebouwd. In oktober 1939 moest de nieuwe dijk klaar zijn. Maar hevige stormen en het begin van de Tweede Wereldoorlog zorgden voor vertraging. De nieuwe polder kwam pas in 1947 af.

Op de dijk in Westernieland staan nu twee monumenten. Een voor de inpoldering van de Linthorst Homanpolder. ‘Dei nait wil diek’n mout wiek’n’, staat er. Het tweede monument is ter nagedachtenis aan veertien personen, waaronder dertien van de busramp bij Ranum. In de mistige ochtend van 16 oktober 1940 is een bus vol arbeiders onder de trein gekomen. De veertiende arbeider kwam om het leven toen hij onder het locomotiefje kwam dat de omgespitte grond vervoerde. Volgens het Nieuwsblad van het Noorden waren duizenden belangstellenden toegestroomd om van de begrafenis een indrukwekkende plechtigheid te maken. Op de Zuiderbegraafplaats in Groningen zijn de graven van twaalf slachtoffers nog steeds terug te vinden. Chauffeur Havers werd in zijn woonplaats Zwolle begraven.